Telgang zien we niet alleen bij IJslanders, maar ook bij andere dieren. Zo loopt een hond aan de lijn vaak in telgang, kamelen en dromedarissen gaan uitsluitend in telgang en hetzelfde geldt voor giraffen. In tegenstelling tot de draf wordt niet het diagonale maar het laterale benenpaar gelijktijdig opgetild. Hierdoor ontstaat voor de ruiter een heen en weer schommelende beweging. Telgang in een langzaam tempo heeft de naam 'Schweinepass' en wordt niet gewaardeerd. Alleen de echte rentelgang, waarbij hoge snelheden worden gehaald, wordt als een positieve eigenschap beschouwd. Op wedstrijden worden telgangrennen gehouden over 150 en 250 meter. Het record op 250 m staat op 21,4 seconden. Ter vergelijking: het galoprecord over 250 m is 17,3 seconden. De snelste hengst aller tijden in rentelgang is: Trausti van Hall. Tijd op 250 meter: 21,7 seconden. De kwaliteit van de gangen van een IJslands paard hangt af van de erfelijke aanleg, de bouw en de training. Sommige IJslanders hebben duidelijk meer 'laterale aanleg' dan andere: er zijn IJslanders die uit zichzelf niet in draf gaan maar alleen in tölt (natuurtölers genoemd) of, vaak minder gewenst, alleen in een langzame telgang. Met behulp van bepaalde trainingsmethoden of hulpmiddelen kunnen de gangen die het paard niet vanzelf aanbiedt, vaak alsnog ontwikkeld worden. Helaas blijven er dan altijd nog enkele paarden over die de IJslandse gangen niet beheersen. Deze dieren worden voor de fokkerij zo veel mogelijk uitgesloten, want de specifieke IJslandse gangen willen we in dit ras behouden. Juist de IJslandse gangen geven immers een extra dimensie aan het houden en rijden van IJslandse paarden.